656 16 MEI 1929. Wethouders wordt voorgesteld. Daarom ben ik het eens met het amendement dat door den heer Loon en is inge diend en zal daaraan gaarne mijn stem geven. De heer BROOS merkt het volgende op: Mijnheer de Voorzitter. Het komt mij voor, dat de Markkade een van de nood zakelijkste plaatsen is, die in het belang van een veilig verkeer voor personen en goederen moeten verbeterd worden, al komt die verbetering dan ook voornamelijk ten goede aan de daar ter plaatse gelegen industrieën, waardoor het mij alleszins begrijpelijk voorkomt, dat door Burgemeester en Wethouders is uitgezien om in de kosten daarvan een billijke bijdrage te verkrijgen van de aangrenzende eigenaren. Volgens mijn meening zal de berekening van die bij dragen billijker geschieden naar de belastbare opbrengsten volgens artikel 5 sub a, alsmede de berekening volgens sub b en c van dat artikel. En al zal zeker de „Kwatta" en enkele andere ter plaatse gelegen industrieën, berekend naar de baat, die zij van die verbetering krijgen, naar evenredigheid meer moeten betalen dan b.v. de H. K- L waarom ik aanvankelijk ook wel voelde voor de bezwaren door de „Kwatta" daaromtrent naar voren gebracht bij later inzien ben ik toch tot de over tuiging gekomen, dat bovenstaande berekening billijker is dan de berekening per M2. door de „Kwatta", omdat een be lasting geheven naar belastbare opbrengst billijker is dan eene berekend over oppervlakte van den grond per Meter, omdat die belasting dan hier ongeveer zou bedragen f 145,per H.A., welk bedrag aan belasting wel ongeveer gelijk zou zijn aan de huuropbrengst van wei- of bouwland. De heer SCHRAUWEN kan zich in principe wel met het heffen van een baatbelasting vereenigen, maar niet wat de verdeeling betreft. Spr. sluit zich aan bij de woorden van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 656