666
13 JUNI 1929.
Tegenwoordig: de heeren C. L. M. BRANTJES, H. J.
VAN OOSTERUM, A. BROOS, B. COHEN, A. W. ZIJL
MANS, W. L. A. VAN DE VEN, F. F. X. CERUTTI, J. J.
VAN BUITENEN, P. G. GRUIJS, P. A. KUIJLAARS, Ir. W.
VAN VEEN, A. SCHRAUWEN, A. H. C. VAN NOORT,
H. J. VAN DER VEN, J. M. MEIJVIS, H. J. VAN HOU
TEN, L. G. VAN BEDAF, A. A. J. M. LOONEN, J. C.
VAN DEN BOOM, G. P. P. ESBACH, TH. P. ELICH, P.
HAALMAN, Mr. E. L. H. M. VAN MIERLO, F. RIPPEN
en N. J. H. VAN GROENENDAEL.
Afwezig: de heeren J. N. KROONE en H. J. MOLL.
Voorzitterde heer Mr. Dr. W. G. A. VAN SONSBEECK,
burgemeester.
Secretaris: de heer H. H. JONKERGOUW.
De VOORZITTER opent de vergadering en deelt mede,
dat van de heeren Kroone en Moll bericht is ingekomen,
dat zij verhinderd zijn deze vergadering bij te wonen.
Vervolgens zegt de VOORZITTER, dat de notulen van
het verhandelde in de vergaderingen van 16, 17, 18, 21 en
31 Januari en van 14 Februari 1929 overeenkomstig het
bepaalde in art. 8 van het reglement van orde voor den
Gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en
hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of
iemand der leden alsnog voorlezing daarvan verlangt of
eenige bemerking daartegen in het midden heeft te brengen,
allereerst voor wat betreft de notulen van 16, 17, 18 en 21
Januari j.l. (begrootingsvergaderingen).
De heer RIPPEN wenscht op blz. 97, 4den regel van
boven, in plaats van „De kwestie van" enz,, te lezen: