13 JUNI 1929 673 In het advies lezen wij niet anders dan dat deze ambte naar zijn functie in alle opzichten tot tevredenheid van den directeur verricht. Mij dunkt, dat Burgemeester en Wethouders en de gas- commissie daarover ook wel een oordeel mochten uitspreken en ik zou dit gaarne vernemen. Zij zijn voor ons de verantwoordelijke personen en het advies van den directeur moge Burgemeester en Wethouders aangaan, maar gaat zoo te zeggen den Raad niets aan. De VOORZITTER: Dat spreekt vanzelf; Burgemeester en Wethouders zouden anders zonder meer toch niet dit voor stel doen. De heer VAN VEENEr staat niets anders in het voor stel dan dat de heer Rom bouts zijn functie tot tevreden heid van den directeur vervult. Dit nu mag voldoende zijn voor Burgemeester en Wethouders, voor den Raad is het dat niet. De VOORZITTER: Hoe kunt U nu denken, dat Burge meester en Wethouders dit voorstel zouden doen, wanneer zij niet tevreden waren over de prestaties van den heer Rombouts! De heer VAN BUITENEN wil als wethouder van de be drijven den heer Van Veen, als deze er prijs op stelt, wel de verzekering geven, dat Burgemeester en Wethouders volkomen accoord gaan met het advies van den directeur. De heer VAN VEEN zegt hiermede voldaan te zijn. De ondervinding heeft naar Spr.'s meening geleerd, dat het niet onnoodig is om een nadrukkelijke verklaring van de zijde van het College uit te lokken. Het moge voor de hand

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 673