16 JANUARI 1929.
67
het laatst ontbreekt aan een gedegen en rustige behandeling,
maar vaak moeten er ook punten aangehouden worden tot
een volgende vergadering.
Wat de vraag betreft, ondergebracht in het Centraal
Rapport van de bedrijven onder het hoofd „Vleeschkeurings-
dienst", n.l. of het Burgemeester en Wethouders bekend is,
dat er in de gemeente Ginneken een zekere strooming
heerscht tegen het slachten in het openbaar slachthuis, ant
woorden Burgemeester en Wethouders, dat een zekere
strooming geen invloed heeft op deze begrooting.
Mijnheer de Voorzitter, zulks is mij volkomen bekend,
doch het zal zeer zeker op de volgende begrootingen van
invloed zijn. Daarom had ik liever als antwoord gelezen,
dat daarnaar een onderzoek ingesteld zou worden. Want
bij de bespreking omtrent de grootte van en het toegestane
crediet voor het slachthuis is daar toch beslist rekening
mee gehouden.
De heer VAN HOUTEN wil nog een enkel woord zeggen
over de bedrijfspolitiek. Spr. is het te dien opzichte in
hoofdzaak eens met den heer Haaiman. Hij wil er nog
op wijzen, dat in de R. K. Staatspartij op dat gebied ver
schil van meening heerscht. Om dit aan te toonen haalt
Spr. aan de meening van de Redactie van het Dagblad van
Noord-Brabant, welke tot uiting komt in een artikel in dat
blad van 5 December 1928 en waaruit blijkt, dat zij lijn
recht staat tegenover de meening van de R. K. raadsleden.
Spr. gelooft wel, dat de meening van de redactie van een
blad, dat altijd door de R. K. raadsfractie is verdedigd en
dat haar belangen behartigt, voor haar toch wel eenig
gewicht in de schaal moet leggen. De heer Kroone had
in zijn mededeelingen over Amsterdam eenigszins vollediger
moeten zijnhij heeft daarbij geen rekening gehouden met
progressie en stadsuitbreiding.
Vervolgens zegt Spr., dat, als de heer Kroone met
zooveel pathos de uitlating van Sten huis aanhaalt, n.l,