690 13 JUNI 1929. De VOORZITTER releveert, hetgeen aan de behandeling van deze aangelegenheid in den Raad is voorafgegaan. De zaak is zeer ernstig behandeld, omdat het een hoogst im portante kwestie geldt, waarbij een aanslag wordt gedaan op de beurs van belanghebbenden. Burgemeester en Wet houders staan op het standpunt, dat, als de Raad deze be lasting niet mocht willen aanvaarden, de gemeente niet tot verbetering van de Markkade behoort over te gaan, daar de kosten van dat werk te groot zijn om ze alleen 'en laste van de gemeentekas te doen komen. Spr. sluit daarop de algemeene beschouwingen, waarna wordt overgegaan tot de artikelsgewijze behandeling der ontwerp-heffingsverordening. Artikel 1. De heer VAN VEEN stelt voor, de belasting te heffen van de gebouwde en ongebouwde eigendommen c.a., welke voorbij het terrein der Nederlandsche Spoorwegen gelegen zijn. D.". VOORZITTER vraagt, of dit voorstel voldoende ge steund wordt. Dit niet het geval zijnde, kan hetgeen onder werp van behandeling uitmaken. Het artikel wordt daarop zonder hoofdelijke stemming onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. Artikel 4. De heer CERUTTI heeft bezwaar tegen de tweede alinea van dit artikel. Spr. vindt het namelijk niet billijk, dat de opvolger van een gefailleerde belastingschuldige aansprake-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 690