13 JUNI 1929. 699 een beroep op zijn medeleden orn dit voorstel te verwerpen ter wille van het kind. De heer VAN VEEN sluit zich aan bij het betoog van den heer Z ij 1 m a n s. Ook hij acht, gezien het aantal leer lingen, dit voorstel praematuur. Spr. wijst erop, dat, als de nieuwe weg over het terrein der Chassé-kazerne tot stand komt, een geheel nieuwe buurt in het bereik dezer school zal komen en hij meent zich te mogen afvragen, hoe zij, die ijveren voor den groei van groot-Breda, kunnen komen met een voorstel om het reeds zoo geringe aantal openbare scholen nog verder in te krimpen. De heer Brantjes heeft betoogt, dat de kosten van instandhouding enz., welke door de gemeente zijn uit te keeren aan het bijzonder onderwijs, door den voorgestelden maatregel zullen dalen en heeft dit als een voordeel aangemerkt, maar op dit enge standpunt kan Spr. zich niet stellen, waar het hier betreft het onderwijs van het volkskind. Hij kan dit te meer niet doen, omdat die kosten per leerling hier in Breda veeleer laag dan hoog zijn te noemen en het verwondert Spr. den heer Brantjes hier voor verdere verlaging te hooren pleiten. Inderdaad mist deze school, zooals de heer Zijlmans heeft opgemerkt, alle aantrekkelijkheid en Spr. is van meening, dat met goeden wil en weinig geld in dit opzicht veel zou kunnen worden verbeterd. De heer BRANTJES moet den heer Van Veen toegeven, dat de kosten van het openbaar onderwijs hier niet zoo hoog zijn, maar dat neemt niet weg, dat een school van 127 leerlingen in beheer heel wat kostbaarder is dan een druk bevolkte school. Voorts protesteert Spr. krachtig tegen de uitlating van den heer Van Houten over het R. K. onderwijs. Spr. is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 699