708 13 JUNI 1929. zeer ter harte gaat. De motie van den heer Van Veen is dan ook zeer overbodig; te zijner tijd zal de ontwikkeling van het stadsdeel nabij den Lovensdijk vanzelf, den aanleg van dien weg c.a. met zich brengen. Indertijd vonden Bur gemeester en Wethouders het niet gewenscht dit zeer kost bare werk vóór de grenswijziging tot stand te brengen; de Bouwcommissie was het met die opvatting eens. Nadien is de zaak wel in een ander stadium getreden, maar nu is het maken van een parallelweg, welke moet dienen om het met den dag drukker wordende verkeer in de Ginnekenstraat af te leiden, meer urgent. Men moet de werken, uit de annexatie voortvloeiende, geleidelijk uitvoeren, wil de grens wijziging geen financieelen strop voor de gemeente worden. Spr. denkt dan ook niet, dat de weg over het Chassé-terrein en de brug over den Wilhelminasingel in 1930 tot stand zullen komen. Tot zoolang kan het houten noodbruggetje dienst doen, niet alleen voor de villi-wijk aan den Wilhel minasingel, maar ook als vluggere verbindingsweg voor de bewoners van andere stadswijken. De heer ESBACH zegt, dat er geen aanleiding is tot het verwijt van den heer Van Mierlo aan zijn adres, daar de gemeente z. i. verplicht is dergelijke werken publiek aan te besteden. Wat betreft de animositeit jegens den heer Kor te weg, welke de heer Van Mierlo in het verzet tegen dit voorstel meent te ontdekker., geeft Spr. den heer Van Mierlo de verzekering, dat, wanneer deze publieke aanbesteding als regel houdt, hij dan van die animositeit niets meer zal bemerken. Dat de brug niet voor een lager bedrag dan f 3160,- kon worden gemaakt was niet te voorzien. Bovendien staat men altijd vaster in zijn schoenen als men het werk publiek heeft aanbesteed en ook de heer Korte weg kan, als hij zuiver staat, daartegen geen bezwaar hebben. Den heer VAN VEEN komt het voor, dat de Voorzitter

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 708