13 JUNI 1929. 713 van een hoeveelheid grond, die voor het bebouwen met ar beiderswoningen geschikt is, terwijl er voorts een plan aan hangig is om ook een deel van den Belcrumpolder daarvoor te bestemmen en dat mitsdien het tijdstip voor het houden eener woningtelling moet worden uitgesteld tot na de uitvoe ring dezer plannen, kan Spr. niet onderschrijven. Hij hand haaft dan ook zijn voorstel. Het doet hem genoegen, dat het argument betreffende de kosten door Burgemeester en Wet houders thans niet meer naar voren wordt gebracht. Men be hoort ook niet terug te deinzen voor een uitgaaf van f 1000 voor een woningtelling, welke na verloop van 10 jaren hoog noodig geworden is. Burgemeester en Wethouders schijnen echter het voorstel tot het houden van zoo'n telling niet te willen aanvaarden, omdat het van de zijde der S.D.A.P. komt. De heer VAN VEEN zegt het volgende Wat de heer Rip pen en zijn partijgenooten verlangen is een volledige woningtelling, zooals bij Kon. Besluit overeen komstig art. 12 der Woningwet kan worden voorgeschreven, ten ejnde de gegevens te verkrijgen, dien/oor het vraagstuk der volkshuisvesting in zijn geheel onmisbaar zijn. Ik weet niet, waarover ik mij meer moet verwonderen over den hang van de fractie-R i p p e n naar een telling in optima forma of over de kleineerende wijze, waarop Burge meester en Wethouders zich afmaken van de inderdaad be langrijke vraag om een inzicht te krijgen in den toestand der volkshuisvesting. Want aan beide zijden weet men zeer goed dat een paar deskundigen, vergezeld van een schrijver binnen twee maanden door middel van een woningtelling en woning- onderzoek een volledig rapport kunnen opstellen omtrent het aantal beschikbare arbeiderswoningen, de huren, de hoofdza kelijke gebreken, de samenwoningen e. d. De argumentatie van Burgemeester en Wethouders is be neden alles als éénmaal hun plannen van woningbouw zijn uitgevoerd maar welke zijn dat en hoever willen zij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 713