716
13 JUNI 1929.
imperatief in de Woningwet zijn voorgeschreven Daarbij
komt nog, dat hij tegelijkertijd gegevens zou willen zien
verzameld omtrent de huurprijzen. Het is natuurlijk niet Spr.'s
bedoeling, dat ieder jaar een woningtelling gehouden wordt
wanneer zij eenmaal gehouden is, kunnen de verzamelde ge
gevens geregeld bijgehouden worden.
De heer VAN VEEN zegt, dat de strekking van zijn betoog
niet anders is dan om door een eenvoudig onderzoek een
inzicht te krijgen in een zoo belangrijke aangelegenheid als
de volkshuisvesting. Wat de heer Van M i e r 1 o uit het ver
slag \an den Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid heeft
hangehaald, is heel iets anders dan hetgeen hier bedoeld
wordt, namelijk een goed inzicht te verkrijgen in dearbei-
derswoningtoestanden te dezer stede. Spr. handhaaft dan ook
zijn motie. Het is hem er niet om te doen, daarmede het gras
voor de voeten van den heer R i p p e n weg te maaien, maar
hetgeen deze wil is te veelomvattend.
De heer VAN MIERLO is er van overtuigd, dat men door
de volkstelling een heel aardig inzicht zal krijgen inde wo
ningtoestanden; de lacunus kan men dan altijd nog aan
vullen.
De VOORITTER merkt op, dat men met het oog op den
bouw van arbeiderswoningen niet tot telling behoeft over te
gaan; de woningen aan de Dijklaan moeten er toch komen;
de wenschelijkheid daarvan staat vast, evenals zonder telling
een nader plan is te ontwikkelen. Men doet dan ook beter met
eerst de resultaten van de volkstelling af te wachten.
De heer VAN VEEN wijst er op, dat er nog een jaar zal
verloopen eer de resultaten van de volkstelling bekend zijn.
In dien tusschentijd kan men met bouwplannen bij den Raad
komen, welke dan achteraf blijken overbodig geweest te zijn.