13 JUNI 1929. 727 „deze methode geen offer van zijn inkomsten gevraagd, „terwijl de kosten van administratie en inrichting er slechts „zeer weinig door stijgen. „Bij deze heffing wordt onderscheid gemaakt tusschen „runder-, schapen- en varkensvleesch eenerzijds, paarden- „en geitenvleesch anderzijds. De laatste categorie is in den „handel nu eenmaal minder waard dan de eerste. Dit „onderscheid wordt in elke gemeente tot uitdrukking ge bracht. „Gezien het aantal slachtingen over 1926, 1927 en 1928 „in Breda, Ginneken en Teteringen, uit welke gemeenten „de slagers op het slachthuis zullen slachten, mag worden „gerekend dat per jaar zullen worden geslacht: 118.875 K.G. aan paarden- en geitenvleesch. „2.148.655 K.G. aan ander vleesch. „Wordt nu voor de eerste categorie 3 cent per K.G. en „voor de tweede 4 cent per K.G. geslachtgewicht berekend, „dan brengen de keur-, slacht- en koelloonen per jaar op „een bedrag van rond f 90,000,Dit, omgerekend over „9 maanden (tijd waarover de opgemaakte proefbegrooting „loopt) geeft een opbrengst van ongeveer f 67,000,— waarbij „het aantal afgekeurde K.G. wordt verwaarloosd. „Om den Raad vergelijking mogelijk te maken deelen „wij mede, dat bovengenoemde heffing per K.G. neerkomt „op een gemiddelde heffing per: „rund f 9,eenhoevig dier f 9,kalf f 6,40; nuchter „kalf f 1,varken f 4,schaap f 1,geit f 0,75. „Na een vergelijking met de ons bekende slachtrechten „van een twintigtal gemeenten blijkt, dat de hier voorge- „gestelde rechten voor varkens het laagst van alle en voor „runderen normaal zijn, wat voor de hier gevestigde slagers „zeer voordeelig is, aangezien het aantal te slachten varkens „steeds veel grooter is dan het aantal runderen. Art. 3. „Deze bepalingen komen tegemoet aan hen, die voor

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 727