'74 17 JANUARI 1929. Verhooging van het onbelastbare minimum voor onge- huwden met f 200,— zou ongeveer f 50,000,kosten. Een dergelijke verhooging zou dan voor de gehuwden zeker moeten worden toegepast, hetgeen minstens f 50,000,— zou kosten. Verhooging van den kinderaftrek met f 25,(voorstel Gruijs) kost f 12,000,we zouden dien aftrek hooger wenschen, waardoor zeker f 20,000,verloren zou gaan. Voeg daarbij één cent verlaging van den gasprijs, waardoor f 50,000,minder winst uit het bedrijf zal ontvangen worden. In totaal komen wij dan aan een verlies van f 182,000,—. Elk één tiende gedeelte van den factor kunnen wij stellen op f 92,500,de factor zou dus met 0,2 verhoogd moeten worden. De tegenwoordige factor is 0,85, zoodat wij den factor met 25 zouden moeten verhoogen. Bij elke tien gulden inkomstenbelasting die men nu betaalt, zou men dan één rijksdaalder moeten voegen en dan is er niets ge daan dan alleen maar een bescheiden wijziging gebracht in de heffing der plaatselijke inkomstenbelasting met een kleine verlaging van den gasprijs. Ieder begrijpt, dat men er met verhooging van den factor niet komen kan als het groote wijzigingen betreft, als men alles gaat invoeren waarvan de wenschelijkheid hier is be pleit en de inkomsten gaat verminderen, zooals men hier verlangt. Dan moet het tarief gewijzigd worden. Ook daarbij moet ik rekening houden met de wet; zooals men weet zijn wij in het tarifieeren niet vrij. Om een eenigszins belangrijk bedrag uit de wijziging te halen, zou het eindpercentage hoog moeten worden opgevoerd en tevens het onbelastbaar minimum op een hooger bedrag j gesteld. Wij zouden dus krijgen een verschuiving van laag naar hoog, van mindergegoeden naar meergegoeden. Op zichzelf oppervlakkig beschouwd is dat een gezond beginsel, maar als men dat immer en altijd voortzet, wordt het fataal. i

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 74