17 JANUARI 1929. 75 Bij belastingheffing geldt precies hetzelfde wat voor alle andere wetten geldt: de heffing moet rechtvaardig zijn. De belastingen in haar geheel genomen, het geheele belasting stelsel moet dus zoo zijn ingericht, dat het rechtvaardig is, dat het gelijkmatig drukt. En als wij nu altijd maar door blijven verschuiven van laag naar hoog, dan komt er een moment dat mingegoeden niets en meergegoeden alles betalen. Dit nu is verkeerd. Voorop staat, dat zij, die niet meer hebben dan hun eerste levensbehoeften, welke primeeren aan de behoefte van de gemeenschap, aan de openbare lasten niet behoeven bij te dragen. Maar mindergegoeden en meergegoeden moeten allemaal aan de lasten bijdragen. De lasten moeten gelijkmatig drukken en dat bereikt men niet door de mindergegoeden niets of te weinig en de meergegoeden alles of te veel te laten betalen. En is er geen gelijkmatigheid, dan is er ook geen rechtvaardigheid. Verschuiving is ook niet wenschelijk voor de minder gegoeden. Want sociale maatregelen brengen het meeste voordeel voor de mindergegoeden. Wanneer zullen zij nu meer kans op succes hebben als zij sociale maatregelen vragen? Indien zij zeggen: „wij de lusten en gij de lasten?" of als zij zeggen„voor ons de lusten en in de lasten zullen wij naar vermogen bijdragen". Natuurlijk in het laatste geval. Bovendien, als zij altijd maar blijven teren op de meer gegoeden, worden zij veel te veel van dezen afhankelijk. En als zij dat verkrijgen met behulp van hun stembiljet, dan worden zij veel te veel afhankelijk van het burgerlijk gezag, van den Staat. Bovendien worden het dan slappelingenhet is niet meer de eigen kracht die men inspant, men laat anderen voor zich werken. Verschuiving is ook om andere redenen niet wenschelijk. Daardoor zouden een aantal menschen voortaan niets of

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 75