762
28 JUNI 1929.
De heer VAN HOUTEN verklaart het voorstel-Haalman
te zullen steunen. Voorts merkt hij op, dat, aangezien dit
voorstel niet zoover gaat als het zijne, het dus minder zal
kosten. Spr. gelooft niet, dat het noodig is met de uit
voering ervan te wachten totdat de tweede persleiding gereed
is; het waterverbruik zal daardoor niet in die mate toenemen,
dat de watervoorziening erdoor in gevaar wordt gebracht.
De heer VAN VEEN zegt uit een geldelijk oogpunt geen
bezwaar te hebben tegen het voorstel van den heer
Haaiman. Naar zijn schatting zullen circa 8000 aange
slotenen gemiddeld 2 Ms. water meer kunnen gebruiken,
waarvoor zij dan niet, maar thans wèl betalen. De gemeente
zal dus hoogstens f 4000,derven.
Maar de heer Haaiman heeft niet aangetoond, dat zijn
voorstel de billijkheid betracht.
In het tegenwoordige tarief, waarbij men een minimum
gebruik van 10 M'1. - per kwartaal garandeert, schuilt niets
onbillijks.
Spr. meent, dat de voorsteller zich aan zeer sterke over
drijving schuldig maakt door te spreken van een groot
hygiënisch belang; hij noemt dit dan ook een belachelijk
argument, daar een uitgaaf van 25 cent voor een kubieken
meter zuiver drinkwater voor geen enkel gezin eenig be
zwaar kan zijn.
De heer VAN BUITENEN heeft van den heer Haaiman
geen doorslaande argumenten vernomen om zijn voorstel
te staven. Spr. komt op tegen diens veronderstelling, dat
Burgemeester en Wethouders afwijzend op dit voorstel ge
adviseerd zouden hebben, omdat het van niet-Katholieke
zijde komt en zij er over eenigen tijd zelf mee zouden
willen komen.
Bij de eigenlijke motiveering van zijn voorstel heeft de
heer Haaiman gezegd, dat het vast staat, dat de water
verbruikers in den zomer te weinig hebben aan 10 M\ per