28 JUNI 1929. ?77 De heer HAALMAN zegt, dat hem toen geen gelegenheid is gegeven voor het houden van algemeene beschouwingen. De VOORZITTER begrijpt de beteekenis van die overigens volstrekt onjuiste opmerking niet; de heer Haaiman heeft sindsdien al den tijd gehad om zijn amendementen bij Burgemeester en Wethouders in te dienen, evenals hij, waar gebleken is, gelegenheid heeft gehad voor zooveel algemeene beschouwingen als hij heeft gewenscht. De heer HAALMAN iicht zijn amendement toe en zegt, dat er een tijdsduur moet worden bepaald voor het verblijf van het vleesch in het koelhuis en het voorkoelhuis. Spr. betreurt het, dat de verordening op het gebruik van het Openbaar Slachthuis niet tegelijkertijd wordt behandeld. Den VOORZITTER komt het voor, dat de door den heer Haaiman voorgestelde aanvulling onnoodig is. Spr. vraagt, of het voorstel van den heer Haaiman voldoende wordt gesteund. Dit niet het geval zijnde, kan het geen onder werp van behandeling uitmaken. De heer HAALMAN stelt vervolgens voor om in plaats van de in art. 2, 2de alinea gegeven omschrijving van wat onder goedgekeurd geslachtgewicht moet worden bepaald, te lezen: „Het aantal K.G. goedgekeurd geslachtgewicht wordt bepaald door de vier voeten der geslachte dieren na de keuring te wegen, eventueel na uitsnijding der afgekeurde gedeelten." De VOORZITTER adviseert, zich niet voetstoots met dit amendement te vereenigen, gezien het feit, dat de diverse slagersorganisaties met de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde omschrijving accoord gaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 777