782 28 JUNI 1929. 24. Schrijven van Burgemeester en Wethouders, daarbij ter vaststelling aanbiedende een verordening houdende regelen omtrent schadevergoeding bij het vaststellen van rooilijnen, uitbreidingsplannen en het leggen van bouwverboden, luidende als volgt: „Hierbij hebben wij de eer U ter vaststelling aan te „bieden een ontwerp-verordening, houdende bepalingen ter „bescherming van de belangen van derden in verband met „uitbreidingsplannen, rooilijnen en bouwverboden. „Gedeputeerde Staten achten de vaststelling eener zoo danige verordening wenschelijk in verband met het hun ter „goedkeuring aangeboden uitbreidingsplan dezer gemeente. „De verordening is er een van het model als door Ge deputeerde Staten bij gelegenheid van de goedkeuring van „een uitbreidingsplan eener andere gemeente is gebillijkt." De heer CERUTT1 vindt het billijk aan deze verordening terugwerkende kracht te verbinden ten opzichte van bouw verboden, die reeds in de stad gelegd zijn. De heer VAN VEEN zegt het volgende Ik kan mij in beginsel met het door Gedeputeerde Staten geopperde denkbeeld volkomen vereenigen en wensch hier aan een woord van hulde toe te voegen voor het door dit College genomen initiatief. Ten opzichte van twee punten heb ik evenwel ernstige bedenking. Art. 2, sub b. van het ontwerp zegt, dat de schadever goeding kan worden verdisconteerd in het verleenen van een beteekenisvolle vrijstelling van het voldoen aan het gestelde in een of meer artikelen onzer Bouwverordening. Dit nu mag m. i. nimmer gebeuren. We weigeren een vrijstelling als ze in strijd zou zijn met het algemeen belang en in het tegengestelde geval wordt ze verleend, omdat het toch de bedoeling is om de beschikking over den eigendom

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 782