28 JUtil 1929. 783 zoo weinig mogelijk te beperken. Van een vrijstelling kunnen wij geen koopwaar maken, dit zou, dunkt mij, in strijd zijn met de Woningwet. Art. 5 zegt: De schadevergoeding, c.q. de koopprijs van den grond zal zoo mogelijk in overleg met den eigenaar worden vastgesteld. Maar als deze overeenstemming niet mogelijk bhjkt, wie bepaalt dan de schadevergoeding? Men zal zeggen de Raad, maar dit stelt de met dit ontwerp be doelde zekerheid van hem, die wordt geschaad, op losse schroeven. Zoodra de gemeente bij het niet verkrijgen van overeenstemming schade erkent, kan zij niet in hoogste instantie een regeling bij verordening welke die regeling ook zij stellen boven een recht bij de wet toegekend. Daarom moet m. i. de redactie van dit ontwerp geheel worden herzien. Ik ben wel geen jurist, maar ik gevoel, dat deze materie zoo moeilijk is, dat ik Burgemeester en Wethouders in overweging geef, over het ontwerp en de mogelijke gevol gen alsnog juridisch advies in te winnen en dit aan den Raad over te leggen, zoo mogelijk met aanduiding van de verbeteringen, waarbij de door Gedeputeerde Staten uitge sproken bedoeling wordt verwezenlijkt. De heer VAN MIERLO antwoordt den heer Van Veen, dat deze materie nog in een ontwikkelingsstadium verkeert; deze verordening vormt dan ook geen afgerond geheel; de bedoeling ervan is het principe uit te spreken, dat personen, die bij het vaststellen van rooilijnen, uitbreidingsplannen en het leggen van bouwverboden schade lijden, die schade vergoed krijgen. Gedeputeerde Staten eischen de vaststelling dezer verordening in verband met de goedkeuring van het uitbreidingsplan; zij komt niet van Spr.'s zijde; de Inspectie van de Volksgezondheid heeft ons dit model aan de hand gedaan en het is ons bekend, dat Gedeputeerde Staten en de Inspectie hiermede genoegen nemen. In Ginneken is dezelfde verordening dan ook reeds goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 783