28 JUNI 1929.
789
rendement, gas, dat per M!. goedkooper is, maar het gas
is van geringer hoedanigheid en zoodoende heeft men er
meer kubieke meters van noodig,
De heer VAN BUITENEN komt op tegen de bewering
van den heer Van Veen, dat de hoedanigheid van het
gas is achteruitgegaan; de heer Van Veen heeft trouwens
de juistheid van zijn bewering niet aangetoond. Spr. toonde
het vorig jaar aan, met de cijfers uit het onderzoek naar
de calorische waarde van het gas, dat dit door de oven
verbeteringen niet in kwaliteit was gedaald. Ook ontkent
Spr., dat door de stijging van het kwantitatief rendement
de cokes-opbrengst vermindert, integendeel, er- is juist een
iets hooger opbrengst.
De heer VAN VEEN zegt, door het betoog van den Wet
houder Van Buitenen genoodzaakt te zijn iets meer
uitvoerig op deze kwestie te moeten terugkomen, omdat
diens betoog misleidend is.
Uit 100 K.G. gaskolen kan men bij gewone droge en
volkomen distillatie 30 a 35 M\ zuiver steenkolengas van
groote verbrandingswaarde verkrijgen, waarbij natuurlijk de
hoedanigheid en de prijs der gaskolen een rol spelen.
Het gas, dat men daaraan toevoegt door stoom over
gloeiende cokes te leiden (watergas of generatorgas), heeft
een veel lagere verbrandingswaarde en, hoe hooger men
op die wijze de hoeveelheid van het mengsel opvoert, hoe
minder de hoedanigheid van het gas wordt.
De Wethouder kan zeer goed door een kleine watergas
installatie bij te plaatsen het rendement nog opvoeren tot
60 a 70 M3. per 100 K-G. kolen, maar we moeten dan maar
niet vragen, hoe de hoedanigheid van het gas zal zijn.
Het is een eenvoudig rekensommetje.
Daarop wordt zonder hoofdelijke stemming
conform het voorstel van Burgemeester en Wet
houders besloten.