78
17 JANUARI 1929.
In het particuliere leven vindt men hetzelfde; er zijn in
richtingen met weinig kapitaal; ge staat verstomd over het
hooge dividend, maar op de keper beschouwd is dat toch
nog zooveel niet.
Men kan de grootte van de winst bepalen door vergelijking
met andere gemeenten per inwoner. Men kan ook de
grootte bepalen per M:'. of K.W.U. en die prijzen vergelijken
met de prijzen in andere gemeenten. Dat behoort echter
meer tot het terrein van mijn collega van de bedrijven,
zoodat ik daarover zwijgen zal.
Hoe wij ook vergelijken, steeds komen wij tot de con
clusie, dat de inkomsten der gemeente, die wij uit de be
drijven trekken, matig zijn. Maar stel eens het niet-aanwezige
geval, dat wij een onmatige winst maakten, met het op
zettelijke doel een belasting te heffen. Zouden wij dan zoo
iets verschrikkelijks doen? Ja, zegt de heer Haaiman,
dat zou verschrikkelijk zijn, want dan zoudt ge een indi
recte belasting heffen en een indirecte belasting, weg er
mee. Die is onbillijk, werkt niet naar draagkracht, er is
geen progressie bij.
Ik zou den heer Haaiman willen vragen, waar de
definitie te vinden is, dat een dergelijke belasting een
bedrag boven matige winst een indirecte belasting is.
Ik denk, dat hij daarmede eenige moeite zal hebben. En
dan vervalt zijn betoog eigenlijk. De heer Haaiman lijkt
bijzonder gecharmeerd op directe belastingen. Ik heb het
land aan directe en aan indirecte belastingen, dat wil ik
wel weten; ik begrijp niet waar de menschen die liefde
voor directe belastingen vandaan halen.
De winst boven de matige zou m. i. een verteringsbelasting
zijn. Ik laat daar, of het is een directe of een indirecte.
En het is niet eens een verteringsbelasting van de eerste
levensbehoeften; men kan gas en electriciteit missen; voor
water zou ik indulgenter willen zijn.
De heer Haaiman en anderen hebben gezegd: deze
belasting wordt niet geheven naar draagkracht.. Is- dat wel