28 JUNI 1929. 797 Ten eerste: de weg zou spoedig bebouwd zijn; dit moet echter voorkomen worden zoolang de straat niet verhard en gerioleerd is. Ik wil hiertegen opmerken, dat, als er lust is tot bouwen, de bestrating en de rioleering er spoedig moeten komen, afgezien van de kosten, waarover ik het straks zal hebben. Het tweede bezwaar gaat blijkbaar over de bouwgrond prijzen; wat hier beweerd wordt is zoo onduidelijk, dat ik eerlijk moet zeggen, dat ik het niet begrijp. Maar dit valt a priori wel op te merkenhoe meer bouw terrein aan de markt komt, hoe goedkooper het wordt en dit is een belang van de gemeenschap. Een derde bezwaar is, dat meerdere wegen op denzelfden voet dienen behandeld te worden. Toont U eens aan met voorbeelden, aan de werkelijkheid ontleend, waar hier een bezwaar ligt! En een vierde bezwaar is, dat de Raad zich bij de vast stelling van het uitbreidingsplan de Liniestraat gedacht heeft met aanééngesloten bebouwing. Het is nonsens om te zeggende Raad heeft zich gedacht. De Raad zou zich moeten hebben uitgesproken en dat deed hij niet en op grond van de Woningwet ook zeer terecht niet. Er is dus geen enkel bezwaar tegen om de Liniestraat aan te wijzen als weg, waaraan gebouwd mag worden. Bestrating en rioleering kan de gemeente aanleggen, maar mij dunkt, dat dit nog niet direct noodig is. De voorname kwestie óf en in hoeverre de aangrenzende eigenaren in de kosten zullen hebben bij te dragen, kan beter in een algemeen schema van al dergelijke bestaande, nog onverharde wegen worden bezien. Men kan daarbij beter dan voor elk geval op zichzelf overwegen welk nut elke weg volgens het uitbreidingsplan zal hebben voor het algemeen verkeer, ergo welk percentage der kosten voor rekening der gemeente moet blijven.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 797