798 28 JUNI 1929. Wanneer wij dit voor eiken weg op zichzelf doen, begaan we ongetwijfeld groote inconsequenties. In afwachting daarvan mag de Raad het bouwen niet langer tegenhoudendat is ongetwijfeld nooit de bedoeling van art. 12bis der Bouwverordening geweest. Daarom beveel ik aan om nu eenvoudig en zonder meer de Liniestraat aan te wijzen als weg, waaraan gebouwd mag worden, en Burgemeester en Wethouders uit te noodigen om te komen met een voorstel betreffende de bijdragen te betalen door eigenaren, grenzende aan dezen weg en over eenkomstige wegen. Ik wil er echter al bij voorbaat op wijzen, dat zulk een heffing aan de hand van art. 12bis niet mogelijk is. Als U de zinsnede op pag 8 sub b (bovenaan), goed leest, zal U dit wel blijken. De heer BROOS verklaart bij nader inzien tegen het voorstel-Van Veen te zullen stemmen. 1 De heer VAN MIERLO begrijpt niet, dat iemand als de heer Van Veen niet kan inzien waarom aan de Liniestraat niet gebouwd mag worden. Spr. wijst nogmaals op de consequenties van het aanwijzen van de Liniestraat als onverharde weg waaraan gebouwd mag worden. De heer Van Veen zegt niet begrepen te hebben waarom dit een nadeeligen invloed op de overige gronden in de omgeving en de grondprijzen zou hebben. Spr. kan hem dat wel even verklaren: de gemeente loopt de kans dat zij met haar gronden o. a. in den Belcrumpolder blijft zitten, daar deze duurder zullen zijn omdat de volle 100 van straataanieg- en rioleeringskosten in de prijzen zijn verdisconteerd. Het ergste is evenwel, dat men door het voorstel-Van Veen aan te nemen het systeem waarvan de nieuwe Bouwver ordening uitgaat, totaal bederft; Spr. raadt dit voorstel dan ook ten sterkste af; met het bouwen aan onverharde straten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 798