28 JUNI 1929. en wegen heeft Breda toch waarlijk wel voldoende leergeld betaald. De heer VAN VEEN zegt het volgende: Als men zich het uitbreidingsplan voor oogen stelt, dan ziet men, dat de Liniestraat deel zal uitmaken van een be langrijken verkeersweg, die zal leiden van den overweg aan den Driesprong langs de Noordzijde van den spoorweg tot de Stad bij den Terheijdenschen overweg, resp. door den Belcrutnpolder naar de nieuwe ceintuurbaan. We hebben dan ook bij het uitbreidingsplan den afstand der rooilijnen op 20 M. gebracht en het noodige bouw- verbod gelegd. Zij die willen bouwen hebben zich aan de rooilijn te houden en zich het bouwverbod te laten welgevallen. De gemeente kan de kosten van bestrating en rioleering geheel of gedeeltelijk op de eigenaren verhalen, maar zij kan het bouwen niet beletten met het argument, dat Bur gemeester en Wethouders daar liever geen hovenierswoning zien en een aaneengesloten bebouwing prefereeren. Dat argument is niet gegrond op de Woningwet of eenige ver ordening. Laat men zich bovendien niet te ongerust maken, dat daar ter plaatse een paar hovenierswoningen verrijzen zoodra over 10 of 15 jaar de stand geschikt blijkt voor betere bebouwing, verdwijnen de hoveniers automatisch. Spr. heeft den indruk, dat Burgemeester en Wethouders zelf niet goed weten, hoe zij met de vergoeding voor be strating en rioleering moeten handelendit mag echter geen aanleiding zijn om het bouwen nog langer tegen te gaan. Op deze wijze handelen we niet in 't belang van de volkshuisvesting en van de bouwnijverheid en maken we het bouwterrein noodeloos duur. De kwade bedoeling, die Wethouder Van Mierlo mij toeschrijft, als zou ik gaarne zien, dat de grondprijzen van de gemeente in den Belcrumpolder werden gedrukt, moet

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 799