30 JULI 1929.
828
De heer LOONEN vraagt, of nu de keeten op het Kerk
plein zullen verdwijnen. Het schrijven van de Restauratie
commissie is op dit punt niet duidelijk.
Den heer KROONE lijkt de verklaring van de Restauratie
commissie niet positief genoeg. Als genoemde commissie niet
nadrukkelijk verklaart, dat de keeten vóór 1 Juli 1930 van het
Kerkplein verdwenen zullen zijn, kan Spr. zijn stem niet aan
het voorstel geven.
De heer RIPPEN zegt van meening te zijn, dat, van hoeveel
belang het opruimen van de keeten ook is, men den voort
gang der restauratiewerken niet daarvan afhankelijk mag stel
len.
De VOORZITTER zegt, dat er 99 oio kans is, dat de keeten
vóór 1 Juli 1930 zullen zijn weggeruimd. In afwachting daar
van zullen zij tot op de trottoirlijn worden teruggedrongen.
Spr. is het met den heer R i p p e n eens, dat men. den voort
gang der restauratiewerken niet daarvan afhankelijk mag stel
len. Immers, de Provincie richt zich bij het bepalen van haar
subsidie-bedrag naar wat de gemeente geeft. Er vangt nu een
nieuwe zestienjarige termijn aan, waarin het kerkgebouw aan
de zijde van de Torenstraat zal worden gerestaureerd. Eerlang
zal ook met de restauratie van den toren moeten worden be
gonnen, natuurlijk ook met subsidie.
De heer KROONE zegt, dat het geenszins zijn bedoeling
is, den voortgang der restauratie-werken te belemmeren. Nu
de Voorzitter heeft verklaard, dat er 99o|o kans is, dat de
keeten vóór 1 Juli 1930 zullen zijn verdwenen, kan hij zich
zeer goed met het voorstel vereenigen.
De heer LOONEN verklaart, zich na de door den Voorzit
ter gegeven toelichting met het voorstel van Burgemeester en
Wethouders te kunnen vereenigen.