846 30 JULI 1929. aantoonen, dat uitvoering in eigen beheer in dit geval aanbe veling verdient. Spr. beroept zich daarbij op art. 142 der Ge meentewet, waarin wordt bepaald, dat de aanbesteding in het openbaar geschiedt, behoudens de gevallen, waarin om bij zondere redenen, onderhandsche aanbesteding in het belang der gemeente is. De heer VAN VEEN zal geen theoretische beschouwing over de door den heer Z ij 1 m a n s aangehaalde wetsbepaling houden, doch er alleen maar op wijzen, dat Burgemeester en Wethouders in hun prae-advies hadden moeten argumentee ren, waarom in deze uitvoering in eigen beheer aanbeveling verdient. De heer E s b a c h zegt „Omdat de gemeente daarvoor voldoende geouttilleerd is". Spr. bestrijdt die bewe ring ten sterkste. De heer VAN MIERLO zegt, dat het thans niet gaat over het stelsel, maar alleen over dit geval. Burgemeester en Wet houders hebben zich dan ook niet vastgelegd op dit punt, maar slechts gezegd, dat in dit geval uitvoering in eigen be heer gewenscht is. Het door den heer Z ij 1 m a n s aangehaal de wetsartikel komt hierbij absoluut niet in het geding, pit artikel handelt alleen over publieke of onderhandsche aanbe steding, doch hier gaat het over uitvoering in eigen beheer. De heer ZIJLMANS zal tegen het voorstel van Burgemees ter en Wethouders stemmen, omdat hij tegen uitvoering van het werk in e igen beheer is. De heer VAN VEEN vraagt nogmaals, ten laste van .welk hoofdstuk van den KApitaaldienst deze post zal worden ge bracht. De VOORZITTER antwoordt, dat dit later bij de begroo- tingswijziging aan de orde komt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 846