30 JULI 1929. .865 nog een aantal straatgedeelten blijven over te nemen, die aan anderen toebehooren. Hoe staat het nu hiermee Het spijt Spr., dat Burgemeester en Wethouders het prin cipe eener baatbelasting, te leggen op de tegenwoordige eige naren, in tweede instantie zijn dit de huurders, aan dit voor stel hebben vastgekoppeld. Spr. heeft reeds bij het ontwerp-baatbelasting-Markkade te kennen gegeven, dat hij in principe daartegen is. Hij heeft hier nog een reden te meer we hebben door de annexatie van deze wijk een groot aantal belastingbetalers er bij gekregen en nu zou men gaan discussieeren over een, naar zijn mee ning, vrij gering bedrag om deze straten behoorlijk bewoon baar te maken. Waarom noemen Burgemeester en Wethouders dit bedrag niet Dit is toch voor deze discussies /an cardi- naal belang. Wij kunnen hier zeer goed het beleid blijven volgen, dat is toegepast, toen we in de Willemstraat en op den Nijverheidssingel een betere bestrating aanbrachten en om een voorbeeld van recenten datum te nemen - toen wij aan bestrating en rioleering van het z.g. villapark bij den Watertoren een vrij groot bedrag ten koste legden. De heer GRUIJS gaat accoord met de meeningvan den heer Haaiman, maar zegt te gelooven, dat het College wel een aanlegbelasting zal bedoelen. In dat geval kan Spr.'s fractie zich daarmede vereenigen. De heer RIFPEN is met betrekking tot de straten, welke door Breda moeten worden overgenomen, dezelfde meening toegedaan als de heer Van Veen. Nu is het een feit, dat deze straten verreweg het grootste deel van het Bloemenkwar- tier uitmaken Spr. vindt het derhalve niet noodig voor het overblijvende deel een baatbelasting te heffen. Spr. vreest ook voor de consequenties bij een zoodanige heffing. Hij is het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 865