30 JULI 1929.
866
verder met de heeren G r u ij s en Haaiman eens, dat
hier geen sprake kan zijn van een baatbelasting. Zoo noodig,
voelt Spr. meer voor een algemeene straatbelasting.
De heer VAN MIERLO wil zich bepalen tot de beantwoor
ding van de principieele vraag, of voor dit stadsdeel maatre
gelen in het leven dienen te worden geroepen ten einde van
de huiseigenaren billijke bijdragen te verkrijgen in de bestra
tings- en rioleeringskosten. Wat de op de kaart gearceerde
straten betreft, deze behooren aan een zes- a zevental eigena
ren. De gemeente nu is ingevolge een beslissing van de Kroon
verplicht deze straten over te nemen. Woensdag 24 dezer zou
de akte van overdracht gepasseerd worden, doch op het laat
ste moment is de zaak buiten schuld van Burgemeester jen
Wethouders afgesprongen. Burgemeester en Wethouders zul
len nu nog trachten met die eigenaren tot overeenstemming
te komen. De eigenaren van de straten zijn indertijd accoord
gegaan met de door beteringen in uitzicht gestelde aanlegbe-
lasting, d och i a Breda hetzelfde wil doen, is Leiden in last.
Nu zegt de heer Van Veen wel, dat een baatbelasting dooi
de huiseigenaren zal worden afgewenteld op de huurders,
maar dat zou evengoed zijn gebeurd als er van begin af aan
een aanlegbelasting ware geheven dit argument van den
heer Van Veen doet dus geen opgeld. Bovendien meent
Spr. het te moeten betwijfelen, of de huurders wel zoo gedu
peerd zullen worden door deze baatbelasting zij konden
immers weten en begrijpen, dat de gemeente die werken zoo
maar niet zou uitvoeren, al zijn er dan ook genoeg valsche
geruchten rondgestrooid. Verder is er gezegd de sop is de
kooi niet waard. Spr. is integendeel van meening, dat de sop
de kool wèl waard is, want de kosten der bestratings- en
rioleeringswerken zullen van de gemeente een uitgaaf van 80
a 85 duizend gulden vorderen. Welke reden zou er trouwens