894 30 AUGUSTUS 1929. bracht door den waarnemend Directeur van Openbare Wer ken, hetwelk bij de stukken is gevoegd, die aan het slot van zijn rapport zegt, dat er geen aanleiding bestaat het uitbrei dingsplan in verband met de opmerkingen der Gezondheids commissie te wijzigen. Beter ware het misschien geweest, Mijnheer de Voorzitter, om alvorens men was overgegaan tot vaststelling van dit uit breidingsplan, de Gezondheidscommissie te hooren, dan was men er nu van verschoond gebleven. Resumeerende kom ik dan tot de slotsom, zooals ik reeds bij den aanvang van mijn betoog heb gezegd, dat ik het Col lege verzoek rekening te willen houden met de adviezen door de Gezondheidscommissie in deze gegeven. De heer VAN VEEN merkt op, dat er bij de door de Ge zondheidscommissie naar voren gebrachte punten een aantal zijn, zooals zwemgelegenheid e.d., die reeds door den Raad breedvoerig zijn overwogen en die kort en bondig beant woord kunnen worden met de opmerking, dat de gemeente nog niet de benoodigde terreinen in eigendom heeft en het dus om practische redenen niet gewenscht is om die inrich tingen reeds thans op het uitbreidingsplan aan te geven. An ders is het evenwel gesteld met de plaats voor barakken voor lijders aan besmettelijke ziekten hierover zouden Burge meester en Wethouders zich toch moeten uitlaten. De VOORZITTER refereert zich aan zijn zooeven gespro ken woorden. Daarop wordt conform het voorstel van Burge meester en Wethouders besloten. 23. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot onbe woonbaarverklaring van de woning Nieuweweg no. 6.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 894