30 AUGUSTUS 1929. 905 „De Bouwcommissie, deswege gehoord, kan zich met dit „plan volkomen vereenigen. „Wij hebben de eer U mitsdien voor te stellen, ons machti ging te verleenen tot uitvoering van dit plan en daarvoor „een crediet van f 61.000,beschikbaar te stellen." De VOORZITTER deelt mede, dat deze zaak al eenige ja ren hangende is. In 1925 is reeds overeenstemming bereikt met de militaire autoriteiten, doch de zaak is blijven liggen tótdat de onteigening van perceelen aan de Keizerstraat ach ter den rug was. Financieél was dit gewenscht en der Genie bekend. Onmiddellijk nadat de onteigening haar beslag had gekregen zijn Burgemeester en Wethouders met een desbe treffend voorstel bij de Bouwcommissie gekomen. Nu is er gisteren een brief van de Genie ingekomen, waarin, naar aan leiding van het feit, dat deze zaak op de raadsagenda voor kwam, werd medegedeeld, dat er door het lange tijdsverloop verandering in de voorwaarden zou kunnen komen. Spr. ge looft echter niet, dat men daarin aanleiding behoeft te vinden om de behandeling van dit punt aan te houden daarop wordt trouwens ook niet aangedrongen in dien brief. De heer RIPPEN toont zich verbaasd over de vrij hooge uitgaven, welke door het Rijk van de gemeente geëischt wor den als compensatie voor het in bruikleen geven van deze strook grond; de gemeente wordt zelfs verplicht ramen en deuren te maken in een gebouw, dat aan het Rijk toe behoort! Spr. zou van Burgemeester en Wethouders willen weten, of die voorwaarden niet zeer ten nadeele van de gemeente zijn. Het komt Spr. voor, dat het Rijk in deze misbruik maakt van zijn machtspositie, hetgeen des te meer verwondering baart, wanneer men bedenkt, dat de gemeente nog niet lang geleden zoo welwillend is geweest uitgestrekte terreinen aan te koopen voor het houden van militaire oefe ningen. De heer ZIJLMANS zegt, dat er zelden een voorstel op de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 905