17 JANÜARÏ 1929.
91
Om ditieonderzoeken vergelijk ik de nadeelige sloten
van die hoofdstukken der gemeente-rekeningen over 1926
en 1927 en, die der begrootingen voor 1928 en 1929, waarop
voorkomen de uitgaven voor maatregelen met sterk sprekend
sociaal karakter. (Die der onderwijs-paragrafen, waaronder
Nijverheidsonderwijs, voor waren- en vleeschkeuring benevens
die van hoofdstuk V, Volkshuisvesting, zijn hier niet bij
genomen.)
Ik tel dan samen de nadeelige sloten van Hoofdstuk IV
(volksgezondheid), paragraaf 16 van Hoofdstuk VIII (waarop
o.a. subsidies aan openbare leeszalen en die voor vereeni-
gingen ter ontwikkeling hunner leden voorkomen), Hoofd
stuk IX (ondersteuning van behoeftigen en werkloozen, incl.
geneeskundige armenverzorging.)
In 1926 waren hierop de uitgaven f 156,372.in 1927
f 161',554.—, voor 1928 is geraamd f 226,470.—, voor 1929
f' 243,470.—:
In 1927 werden deze uitgaven overtroffen door de winsten
uit de bedrijven met ruim f 163,000.—, terwijl de ramingen
dezer winsten 'voor 1929 nauwelijks voldoende zijn om de
zooeven bedoelde uitgaven te dekken, zooals die voor dat
jaar zijn geraamd.
Bedroegen deze uitgaven in 1926, per inwoner gerekend,
'f 5.10, de raming voor 1929 brengt dit cijfer tot f 5.90,
een stijging dus met ruim 15'/2 70. Hiertegenover staat, zooals
we zagen, een sterke daling per inwoner van de winsten
uit de bedrijven.
Hieruit blijkt, dat zij, die aanhangèn de leuze: hoogere
winsten uit de bedrijven bij hoogere uitgaven' voor sociale
zaken, niet de minste reden hebben om op verdere tariefs
verlaging aan te dringen en de heer Van Houten, hadde
hij niet zoo juist dit standpunt verlaten, ernstig zou hebben
te overwegen, om tegen het aanhangige voorstel van Bur
gemeester en Wethouders, tot verlaging van het electrici-
teitstarief, te stemmen.
Mijnheer de Voorzitter. Ik hoop te hebben aangetoond,