b. deze huurverlagingen te doen ingaan de eerste week na de vaststelling dier verlagingen. 7 OCTOBER 1929. 951 De heer MEIjVIS heeft in het rapport van den waarnemend Directeur van Openbare Werken gelezen, dat aan de voorge stelde huurverlaging terugwerkende kracht zou kunnen wor den toegekend tot 1 Januari 1929. Spr. stelt derhalve voor, daartoe te besluiten. De heer VAN VEEN verklaart, zich met een huurverlaging ten volle te kunnen vereenigen. Spr. is met de bouwwijze dezer woningen op gronjd van een vroeger onderzoek bekend en vraagt zich af, of f 35, voor onderhoud per woning en per jaar wel voldoende is. Het is hem opgevallen, dat een lid van het College in een kantteekening op het voorstel dezelfde vraag heeft gesteld. De heer VAN MIERLO zegt, dat dit voorstel wel eerder den Raad zou zijn voorgelegd, als men niet had moeten wach ten op de vaststelling van de schadeloosstelling aan de ge meente Teteringen. Hetgeen de heer M e ij v i s wil, is prac- tisch niet uitvoerbaar er is namelijk geen woningcomplex in de stad, waarin voortdurend zoo veel mutaties plaats hebben als dit. De kwestie, of het bedrag, uitgetrokken voor onder houd per woning en per jaar, wel voldoende is, is, nadat een lid van het College een desbetreffende vraag op het voorstel gesteld had, nog eens in het College besproken. Men is daar bij tot de conclusie gekomen, dat er geen reden was om wij ziging in dat cijfer der exploitatie-rekening te brengen. De heer MEIJVIS merkt op, dat de vele mutaties, welke voortdurend in dat woningcomplex plaats hebben, er op wij zen, dat de huurprijzen veel te hoog zijn. Spr. wil wel aanne men, dat zijn voorstel, zooals het daar ligt, moeilijk uitvoer baar is hij wijzigt het daarom in dien zin, dat aan het besluit

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 951