7 OCTOBER 1929. 963 „aan een der hier te lande bestaande scholen voor maatschap pelijk werk. „Opleiding en werkkring zijn o.i. van dien aard, dat plaat- ping in klasse IV (salarisgren-zen f 1800,f 2100,der „salarisregeling gerechtvaardigd is te achten. „Op grond van het bovenstaande geven wij U in overwe ging ons te machtigen over te gaan tot aanstelling van een „woninginspectrice op een salaris van f 1800,tot f 2100, De heer VAN DE VEN meent uit dit voorstel te mogen opmaken, dat de benoeming van dezen functionaris door Burgemeester en Wethouders zal geschieden. Spr. zou daar tegen voor dergelijke min of meer ondergeschikte betrekkin gen geen bezwaar hebben, ware het niet, dat deze functie ook sociale beteekenis heeft. Hij zou daarom de benoeming aan den Raad willen voorbehouden. De heer VAN MIERLO zegt, dat de consequentie mee brengt zulks niet te doen alleen de benoeming van de hoog ste ambtenaren bij diensten en bedrijven geschiedt door den Raad zulks is ook in de betrekkelijke verordeningen vastge legd en nu betreft het hier een in zeker opzicht niet zoo belangrijke functie. De VOORZITTER wijst er op, dat de inspecteur van het Bouw- en Woningtoezicht, die een veel belangrijker functie bekleedt, door Burgemeester en Wethouders wordt benoemd het zou dus inconsequent zijn de benoeming van een woning inspectrice aan den Raad voor te behouden. De heer VAN DE VEN De vraag is maar, of voor elk geval afzonderlijk bepaald moet worden, of de functionaris door den Raad benoemd zai worden of door Burgemeester en Wethouders. Zoo ja, dan zou Spr. in dit geval het benoe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 963