7 OCTOBER 1929. 971 is geïnformeerd naar de staatkundige richting, welke de sol licitant is toegedaan, en of hij zich in de politiek ook min of meer op den voorgrond stelt. Hij heeft tot zijn genoegen ge zien, dat één gemeentebestuur daarop geantwoord heeft „Zijn staatkundige richting is ons onbekend". Nog liever had hij gezien, dat dit gemeentebestuur daaraan had toegevoegd „en kan ons ook niet schelen", want de politieke gezindheid van den sollicitant doet z.i. niets ter zake, immers, het komt in dit geval alleen op diens bekwaamheid aan. Spr. noemt het stellen van de bewuste vraag een unicum. De VOORZITTER antwoordt, dat Burgemeester en Wet houders toch moeten trachten den Raad zoo goed mogelijk in te lichten. Het is niet vol te houden, dat het steeds zonder belang is te weten welke politieke neigingen een sollicitant is toegedaan, want gesteld eens, dat hij op revolutionnair stand punt staat, dan zou de Raad hem vermoedelijk toch niet in de een of andere functie wenschen te benoemen men denke b.v. aan verantwoordelijke functies als bij de Gasfabriek. De heer HAALMAN vindt dit geen antwoord op een ern stige vraag hij noemt het een gelegenheidsantwoord. Daar bij acht hij het gevaar, verbonden aan de benoeming van een revolutionnair denkbeeldig, daar de directeuren der diverse takken van dienst bij de aanvaarding hunner bediening den eed moeten afleggen, hun ambt eerlijk en getrouw te zullen waarnemen en daarbij de belangen van de gemeente te zullen bevorderen. De VOORZITTER blijft er bij, dat Burgemeester en Wet houders in hun plicht te kort zouden schieten, als zij den Raad die gegevens steeds onthielden het kan inderdaad soms wenschelijk zijn, de politieke richting van den sollicitant te kennen. Verder zegt Spr., dat het volstrekt geen dwaasheid is, twee personen als nummer 1 voor te dragen. Als de ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 971