978 7 OCTOBER 1929. veranderd en het zal dus voor ieder duidelijk zijn, dat vooral Spr. daarover zeer verheugd is. Weliswaar had hij gaarne een grooter bedrag van de winst voor reserve zien uitgetrok ken, maar hij zal daartoe geen voorstel doen in de hoop, dat Burgemeester en Wethouders het volgend jaar eigener be weging met een voorstel in die richting zullen komen. De heer VAN HOUTEN heeft uit de bij de rekeningen "overgelegde loonstaten een greep gedaan en daaruit gezien, dat er nog steeds een zeker groepje beambten is, dat regel matig veel meer overwerk verricht dan anderen. De verklaring door den Wethouder der Bedrijven bij de behandeling der begrooting voor 1928 afgelegd, dat overwerk thans zoo wei nig mogelijk voorkomt en het adjectief „gouden" ploeg tot het verleden behoort, is dus niet juist geweest.-Er bestaat nog wel degelijk een gouden" ploeg. Het komt Spr. daarom gewenscht voor, het personeel uit te breiden, opdat aan die werkwijze een einde worde gemaakt. De VOORZITTER merkt op, dat, hetgeen de heer Van Houten heeft opgemerkt, eerder bij de behandeling der gemeente-begrooting thuis behoort. De heer LOONEN deelt, naar aanleiding van de opmerking' van den heer Van Houten, mede, dat der Commissie is. gebleken, dat bedoeld overwerk uitsluitend werkzaamheden aan het hoogspanningsnet betrof, welke niet door anderen dan vaklieden konden worden verricht. De heer VAN BUITENEN zegt, dat als de heer Van Houten de door hem gereleveerde mededeeling van Spr. niet juist acht, hij daar niets aan kan doen. Bij de bedrijven denkt men er allicht anders over. Verder zal Spr. op hetgeen de heer Van Houten heeft gezegd niet ingaan, mede onder verwijzing naar hetgeen de heer L o o n e n zooeven mede-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 978