7 OCTOBER 1929. 979 deelde. Den heer Haaiman antwoordt Spr., dat Burge meester en Wethouders dit voorstel tot bes 'emming van de winst aan den Raad hebben moeten doen, omdat de omstan digheden daartoe aanleiding gaven. Het is niet de bedoeling van Burgemeester en Wethouders zich te dien aanzien te bin den aan een vasten regel. De VOORZITTER dankt daarop de commissie voor het gehouden onderzoek en het uitgebracht rapport en stelt voor, ingevolge de conclusie daarvan, de onderwerpeiijke rekenin gen goed te keuren en vast te steken overeenkomstig de daar bij door Burgemeester en Wethouders overgelegde ontwerp besluiten. Dienovereenkomstig wordt besloten. Rondvraag. 1. De heer VAN HOUTEN herinnert er aan, dat hij in de vergadering van 39 Ju'.i j.l. heelt beweerd, dat er bij de bewoners van de Vestingstraat een lijst had gecirculeerd om hen te bewerken gas in plaats van electriciteit voor verlichting te gaan gebruiken. De toenmalige wethouder der Bedrijven, de heer VanBuitenen, heeft toen een onderzoek daar naar tcegezegd. Van den uitslag van dit onderzoek heeft Spr. onlangs schriftelijk bericht van den Wethouder gekregen. Daar dit schrijven z.i. aan den Raad had behooren te zijn ge richt, doet hij daarvan voorlezing, evenals van het formulier, waarvan in dat schrijven sprake is als zijnde gebruikt voor het instellen van een onderzoek naar het aantal dergenen, die liever gas dan electriciteit voor verlichting wenschten. Uit een en ander blijkt volgens Spr., dat, als de directie der Lichtbedrijven ter oore komt, dat enkele personen liever gas dan electriciteit willen hebben, zij daarop direct ingaat, terwijl een verzoek van een aantal bewoners van de een of andere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1929 | | pagina 979