5 FEBRUARI 1930. 106 geschikts te zijn, en wordt er in de plaatselijke pers met het woord „Rattenval" geschermd alsof dit een steeg of slop is. Mij dunkt, Mijnheer de Voorzitter, dat de Fellenoordstraat, door de verbeteringen, die er den laatsten tijd zijn aange bracht, thans beschouwd kan worden als een van de drukste verkeerswegen in onze stad, en dat de plaats voor een bad huis daar een van de geschiktste is, om reden het juist in het centrum ligt van de arbeiderswijken en de stad zich in die richting ook zeer zal uitbreiden. Ook voor de andere standen, welke een behoorlijke bad gelegenheid aan huis missen, is daar de stand volgens mijn meening ook niet zoo slecht. Ik kan me dan ook geheel met het voorstel van Burge meester en Wethouders vereenigen, zoowel wat plaats als inrichting betreft, en zou het College willen verzoeken, in dien dit voorstel, wat zeer te hopen is, wordt aangenomen, zoo spoedig mogelijk tot aanbesteding over te gaan. De heer HAALMAN brengt in herinnering, dat door hem al in de jaren 1919 en 1920 moties tot oprichting van een volksbadhuis zijn ingediend. Het is dus zeer begrijpelijk, dat hij dit voorstel met vreugde begroet. Het plan wordt trouwens met vrijwel algemeene instemming begroet, alleen de voorgestelde plaats ondervindt eenige tegenkanting. Spr. is van meening, dat de bezwaren, welke daartegen worden ont wikkeld, zeer overdreven zijn. Men mag het plan dan ook niet daarop laten afstuiten. Spr. komt de voorgestelde plaats zeer geschikt voor; hij verwacht, dat de naam „Rattenval" op den duur wel zal verdwijnen. Ten slotte spreekt hij de hoop uit, dat het de nieuwe in richting zoo goed zal gaan, dat er spoedig in een ander stadsdeel een tweede opgericht zal moeten worden. De heer COHEN verklaart namens zijn fractie, zeer inge nomen te zijn met dit plan. Ook de plaats van het badhuis

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 106