5 FEBRUARI 1930. 110 „Ad c. Eveneens komen wij terug op ons voorstel tot „hoogere classificatie van den inspecteur van het bouw- en „woningtoezicht. De nadere inlichtingen hebben ons de „overtuiging geschonken, dat deze functionaris in de be staande regeling juist is gegroepeerd. „Wat den concierge van het gemeentehuis betreft, meenen „wij niet tot een hoogere bezoldiging te moeten adviseeren, „.omdat deze functie door het daaraan verbonden genot „van vrij wonen, vrij vuur, licht en water, reeds belangrijk „boven die van bode ten gemeentehuize uitkomt." „Hiermede zijn komen te vervallen de in het rapport van „2 Juli 1929 gedane voorstellen ten aanzien van den „inspecteur van het bouw- en woningtoezicht (punt 2) en „van den hoofdambtenaar distributie electriciteit (punt 3). „Handhaving dezer beide functionarissen in de groep IX „lijkt ook ons juist. Eerstens wat den hoofdopzichter bij de „lichtbedrijven en waterleiding, belast met de distributie der „electriciteit, betreft: deze behoort niet hooger te worden „gerangschikt dan zijn ambtgenoot verbonden aan het gas bedrijf. Beide functies zijn, wat zelfstandigen arbeid betreft, „van gelijk karakter, zoodat een hoogere groepeering van „een dezer functionarissen een nieuwe plooi zou te voor schijn roepen. „Dit geldt eveneens voor net rangschikken van den inspec teur van het bouw- en woningtoezicht, omdat ook die functie „niet zelfstandiger is dan de overige in groep IX onder gebrachte ambtenaren. „Met het advies betreffende den concierge van het gemeen tehuis kunnen wij ons geheel vereenigen. „Rest ten slotte de groepeering van den directeur der „beplantingen. Ten aanzien van dezen ambtenaar persisteert „de Commissie bij haar voorstel van 2 Juli 1929, zoodat zij „deze wenscht te zien overgebracht van groep X naar groep „XI. De Commissie voert aan, dat de werkzaamheden van „dezen ambtenaar en die van den directeur der reiniging „gelijk moeten worden gewaardeerd, zooals ook steeds in „de bestaande salarisregeling het geval is geweest. Waar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 110