114 5 FEBRUARI 1930. Dc VOORZITTER wijst er den heer Van Houten op, dat dit voorstel het uitvloeisel is van een vorig raadsbesluit. Het is dus niet het moment weer opnieuw te beginnen. De geheele salarisregeling zou dan weer in het geding komen; wat niet de bedoeling van den Raad is. De heer CERUTTI wil even in het kort memoreeren, hoe de Salariscommissie haar taak heeft opgevat. Zij heeft bij 18 aan Breda gelijkwaardige gemeenten informaties omtrent de daar vigeerende salarisregelingen ingewonnen en heeft zich er toen van overtuigd, dat de Bredasche regeling vrij billijk is. Enkele afwijkingen, welke bij dat onderzoek aan den dag waren getreden, heeft de Commissie in haar rapport naar voren gebracht. De VOORZITTER merkt nog op, dat de heer Van Hou ten zooeven heeft voorbijgezien, dat de commissie voor het georganiseerd overleg destijds over het oorspronkelijke rap port der Salariscommissie is gehoord. Deze punten nu zijn te beschouwen als een overblijfsel van dat rapport. a Den heer VAN HOUTEN komt het dan het beste voor, dit punt tegelijk met punt 15 der agenda te behandelen. De VOORZITTER is het daarmede niet eens, omdat dit punt (14) een uitvloeisel is van een vorig raadsbesluit. Men kan het beter afzonderlijk behandelen. Spr. zal nu de ver schillende punten achtereenvolgens aan de orde stellen. 1. Bode bij het Burgerlijk Armbestuur. Zonder eenige bedenking wordt overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders be sloten om, te rekenen met ingang van 1 Januari 1930, over te brengen van Qroep I naar Groep II

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 114