5 FEBRUARI 1930. 119 en in Den Helder tevens directeur der Reiniging, terwijl die 5 plaatsen, na aftrek van eventueele pensioensbijdragen, een gemiddeld salaris geven van f 4429, zoodat dit gemiddeld f .229,— hooger is dan de wedde, welke aan onzen functio naris wordt verleend. Hierbij dient evenwel rekening te wor den gehouden met het feit, dat hem voor zijn ambtswoning slechts f 175, per jaar wordt gekort en daar die woning m.i. een veel hoogere huurwaarde heeft dan bovenstaand bedrag', meen ik, dat het salaris, hem hier voor zijn dienst- prestaties gegeven, feitelijk wel gelijk zal zijn aan het ge middelde van de 5 bovengenoemde gemeenten. En al zullen nu vergelijkingen met andere plaatsen niet altijd in alle op zichten opgaan, in dit geval betreft het gemeenten, die vol gens de Salariscommissie van ongeveer gelijk karakter zijn als Breda, en aangezien daar voor dien dienst ook een direc teur is aangewezen, geloof ik niet, dat de dienstprestaties daar zooveel met die hier zullen verschillen, dat de salarissen in het geheel niet vergelijkbaar zouden zijn. Evenmin geloof ik, dat de methode van Rijk en Nederlandsche Spoorwegen, om gemeenten van een ongeveer gelijk karakter in dezelfde loonklasse in te deelen en daar voor dezelfde functies de zelfde salarisschaal te laten gelden, hier totaal niet zou opgaan en dat het salaris van den directeur der Beplantingen hier gebracht zou moeten worden op een bedrag gelijk aan het hoogste van die andere gemeenten, want als men dan eens in aanmerking neemt, dat elders pensioensbijdragen geheven worden en dat hier een lauitengewoon billijke huurprijs voor de ambtswoning wordt berekend, dan zou het salaris voor die functie hier zelfs hooger worden dan in Enschedé en Nijmegen, waar het thans het hoogst is. Ik kan mij daarom met het prae-advies van Burgemeester en Wethouders volkomen vereenigen. De heer VAN DE VEN merkt op, dat, als de directeur der Beplantingen in dezelfde groep werd geplaatst als de directeur der Reiniging, er dan weer een nieuwe plooi zou ontstaan, omdat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 119