5 FEBRUARI 1930.
125
Spr. is wel bereid aan de Gedeputeerde Staten te vragen,
of zij ertoe geneigd zijn, de kindertoeslagregeling zoodanig
te wijzigen, dat zij overeenkomt met de regeling, welke hier
bij alle andere takken van dienst is ingevoerd.
De heer BRANTJES is er van overtuigd, dat, als er een
salarisschaal volgens dienstindeeling wordt ingevoerd, dit den
ambtenaren bevrediging zal geven. Men krijgt dan een beter
overzicht en men gaat niet meer, zooals nu, ongelijkmatige
grootheden met elkaar vergelijken. Het bezwaar, daarvam
is nog heden, bij de behandeling van het vorige punt, ge
bleken. Spr. handhaaft zijn voorstel om over dit punt de
commissie voor het georganiseerd overleg te hooren.
De VOORZITTER vindt het niet noodig de commissie
voor het georganiseerd overleg in deze te hooren; het betreft
hier een zuiver systematische kwestie.' Wil men zulks toch
doorzetten, dan bewijst dit, dat er wat anders achter zit.
De heer VAN HOUTEN steunt het voorstel van den heer
Brantjes. De Voorzitter heeft blijkbaar geen waardeering
voor hel georganiseerd overleg; hij heeft er nooit aan mede
gewerkt daarvan iets beters te maken dan het op het oogenblik
is. De commissie voor het georganiseerd overleg moet even
wel over de dienstvoorwaarden gehoord worden.
De VOORZITTER: Wat wilt U dan aan die commissie
opdragen
-De heer VAN HOUTEN: Hetgeen de heer Brantjes
heeft voorgesteld. U saboteert het georganiseerd overleg
De VOORZITTER roept den heer Van Houten tot
de orde.