134
5 FEBRUARI 1930.
niet het voorgeschreven aantal Bredasche arbeiders heeft
deelgenomen.
De heer VAN VEEN kan zich geheel vereenigen met het
betoog van den heer Zijl mans. Ook naar Spr.'s gevoelen
wordt met dit voorstel beoogd te voldoen aan den allereersten
eisen van een goede zorg voor de volkshuisvesting, d.w.z.
men begint daar, waar die zorg het meest noodig is.
Spr. en zijn partijgenoot wenschen dus per sé aan een
lage huur vast te houden, maar tevens behoorlijke woningen
te bouwen, waaraan niet de gebreken kleven, welke de heer
Z ij 1 m a n s reeds heeft opgesomdzulks ter wille van de
bewoners, maar ook in het belang van de gemeente, want
anders zal de tijd komen, dat die gebreken de waarde der
woningen sterk gaan drukken. De gemeente zal dus nood
gedwongen dieper in de beurs moeten tasten. Het lijkt Spr.
dan ook logisch om in dit geval de bestratings- en rioleerings-
kosten voor rekening der gemeente te nemen en het vrij
komend bedrag ad f 35.000 voor verbetering van het wo
ningtype te besteden. Hij zal dus het voorstel van den heer
Z ij 1 m a n s steunen.
Spr. protesteert voorts tegen de uitlating van den heer
Rip pen, die de behoefte aan dergelijke goedkoope wonin
gen in twijfel heeft getrokken; die behoefte is volgens Spr.
integendeel zeer nijpend. Trouwens, volgens de bedoeling
van de Woningwet moeten de minst gesitueerden het eerst
worden geholpen. En als de heer Rip pen zegt, dat de
practijk zal zijn, dat toch de gewone arbeiders deze wonin
gen zullen gaan bevolken, dan vertrouwt Spr., dat Burge
meester en Wethouders daar- een stokje voor zullen steken.
De heer VAN DE VEN merkt naar aanleiding van de
woorden van den heer Rip pen op, dat dit niet het eenige
is, wat de gemeente tot verbetering van de volkshuisvesting
doet; het opschuivingssysteeraj. wordt ook hier steeds gevolgd.
Wat de woningtypen betreft, geeft Spr. toe, dat er natuur-