5 FEBRUARI 1930. 139 der bewoners worden geschoven en nog onlangs, bij de behandeling der begrooting, heeft hij in overweging gegeven, het bestaande onrecht te herstellen. Meer dan over den heer Van de Ven, moet Spr. zich verbazen over de fractie der S. D. A. P., die bij voortduring dit onrecht niet wil inzien. De heer Van de Ven begrijpt blijkbaar de bedoeling van het door Spr. en zijn partijgenoot, den heer Zijl mans, aanbevolen schuine pannen-dak niet; het is niet alleen mooier, maar ook hygiënischer en practischer. Spr. licht dit nog nader toe. De heer Van M i e r 1 o heeft gezegd, dat, als men z.g. normale arbeiderswoningen gaat bouwen, het Rijk daarvoor geen bijdrage zal verleenen. Spr. wil dan weieens zien, of het Rijk het aandurft woningen te laten bouwen, waaraan gebreken kleven, zooals hier zijn opgesomd. De heer RIPPEN vreest, dat hetgeen de heeren V a n V e e n en Zijl mans willen, namelijk het voor rekening der ge meente nemen van de bestratings- en rioleeringskosten, voor hen een precedent zal scheppen om zich daarop later bij particulieren woningbouw te beroepen. Spr. acht het daarom minder gewenscht, hun voorstel aan te nemen; men kan beter een hoogeren huurtoeslag geven. De heer VAN VEEN ko'fnt op tegen de veronderstelling van den heer Rip pen. Spr. ontkent pertinent, dat aan het voorstel-Z ij 1 m a n s die bedoeling ten grondslag ligt. De heer RIPPEN, voortgaande, zegt niet te gelooven, dat de Regeering haar steun zou weigeren voor den bouw van z.g. normale arbeiderswoningen; als het daarbij tegelijkertijd gaat om het opruimen van krotwoningen. Spr. blijft van meening, dat in deze woningen niet alleen economisch zwak ken gehuisvest zullen worden, maar ook gewone arbeiders.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 139