158 18 MAART 1930. 2. Besluit van de Gedeputeerde Staten voornoemd, d.d. 12 Februari 1930, G. no. 252, houdende beschikking op het beroepschrift van het bestuur der Vereeniging tot stichting en instandhouding van scholen met den Bijbel alhier, in zake de aanschaffing van leerboeken. Etye heer HAALMAN merkt naar aanleiding van deze be schikking op, dat, tengevolge van het feit, dat Burgemeester en Wethouders den termijn voor het nemen van een beslissing op de aanvraag van het schoolbestuur hebben laten verstrij ken, de Raad nu vastzit aan een besluit, hetwelk hij feitelijk niet genomen heeft. Spr. verzoekt Burgemeester en Wethou ders voortaan meer aandacht te wijden aan den bewusten termijn. De VOORZITTER zegt, dat de opmerking van den heer Haaiman volkomen rechtmatig is. De heer VAN BED AF vraagt, of Burgemeester en Wet houders er een bijzondere reden voor hebben gehad om dien termijn te laten verstrijken zonder een beslissing van dein' Raad op de aanvraag van het schoolbestuur uit te lokken. De VOORZITTER antwoordt, dat zulks zonder reden is gebeurd; de zaak is eenvoudig over het hoofd gezien. De Raad zal dit Burgemeester en Wethouders hebben te ver geven evenals Burgemeester en Wethouders den Raad ver geven, dat hij hen niet daarop opmerkzaam heeft gemaakt. De heei VAN DE VEN merkt op, dat de Raad niet op dien termijn had te letten. Den Raad kan dus in deze geen verwijt treffen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 158