18 MAART 1930. 179 „vatbaar, waarna de N. V. „A b t e 1" voornoemd, dat bindend „advies van een commissie als bedoeld in par. 495 en 496 „der Algemeene Voorschriften werd ingewonnen. „Dit advies werd uitgebracht 4 December 1929 en strekt „tot betaling van f 3.138,85 met de rente ad 7% 'sjaars „vanaf 1 Augustus 1928 tot den dag der uitbetaling. De „kosten van dat advies, bedragende f 648, - komen ten laste „van de gemeente. „De arbiter in de commissie door de gemeente aangewezen „kon zich met de uitspraak niet vereenigen en bracht een „minderheidsnota uit, welke concludeert tot het ontzeggen „van alle recht op schadeloosstelling aan de aanneemster. „Deze minderheidsnota heeft echter geen rechtskracht. „Het bindend advies met de minderheidsnota hebben wij „gesteld in handen van den advocaat der gemeente, Mr. F. „E. Pels Rij eken, om bericht en raad. Deze acht succes „van verweer tegen een vordering tot nakoming van het „advies zeer twijfelachtig en kan, met het oog op het daar- „mede gemoeide bedrag, niet aanraden aan het advies geen „gevolg te geven. „Mitsdien hebben wij de eer U voor te stellen, ons te mach tigen tot betaling van bovengenoemde bedragen." De heer VAN VEEN zegt het volgende: Met belangstelling heb ik gelezen de uitspraak van de Commissie van Advies in zake het geschil tusschen onze gemeente en de N. V. „A b t e 1" te Made, welke betreft schadevergoeding aan die aannemersmaatschappij voor het z.g. achterloopsch worden van een damwand tijdens het bouwen van de nieuwe brug aan de Haagpoort. Dit geval komt ons op niet minder dan f 4100,te staan. Ik zou er echter niet over spreken, ware het niet, dat de fout bij den maker van het bestek ligt en hierop tot leering weieens mag worden gewezen. Het bestek wil, zooals gebruikelijk is, alle risico voor reke ning van den aannemer laten, doch anderzijds bepaalt het,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 179