18 MAART 1930.
201
eischt voor het vervullen van hun functie. Spr. ziet dan ook
niet in, waarom men voor de politie een uitzondering zou
maken.
De heer COHEN is het met den Voorzitter eens, dat het
bezit van het vak-diploma van ieder behoorlijk politieman
mag worden geëischt, maar niet, dat dit een reden is om
daarvoor geen toelage te verkenen. In de meeste gemeenten
in ons land gebeurt dit wèl.
De heer VAN DER VEN zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter.
In een enkelen zin kan ik me wel vereenigen met het prae-
advies van Burgemeester en Wethouders op deze adviezen
gegeven, om reden men niet meer in aanmerking kan komen
voor agent van politie, indien men geen diploma's heeft.
Toch kan ik me niet geheel met dit antwoord van Burge
meester en Wethouders vereenigen, omdat ook het diploma
met aanteekening niet zal worden vergoed, en daarom stel
ik voor om toch minstens het diploma met aanteekening
te vergoeden; men wekt daarmede het personeel meer op
tot studie en ontwikkeling, wat toch zeker den dienst ten
goede zal komen. De eenmaal gegeven rechten zouden
echter door deze wijzigingen toch gehandhaafd moeten
blijven.
De heer BROOS merkt het volgende op:
Mijnheer de Voorzitter.
Dit verzoek om vergoeding voor het bezit van het politie-
diploma komt mij niet logisch voor, daar toch sinds 1925
niemand meer bij de politie wordt aangesteld, die niet in
het bezit is der vereischte diploma's, en deze eisch dus een
integreerend deel uitmaakt van de sollicitatie en benoeming.
De vermoedelijke oorzaak van dit verzoek zal wel hierin zijn
gelegen, dat er nog 46 agenten zijn, die vergoeding voor