18 MAART 1930. 213 56. Voorstel van Burgemeester en Wethouders, tot het aangaan van twee geldieeningen, luidende als volgt: „Gedurende 1927 en volgende jaren werden ten laste van „den algemeenen dienst en de verschillende bedrijven bui tengewone werken uitgevoerd, waarvan de kosten door „geldleening moeten worden gedekt. „Uit de hierbijgevoegde becijfering blijkt, dat een ge deelte dezer dekking reeds werd gevonden uit de in 1923 „met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds gesloten 4x/2 °/0 „geldleening. „Eveneens blijkt uit die becijfering, dat de thans aan te „gane geldleening bestemd is tot dekking van de aan de „gemeente Teteringen uitgekeerde schadeloosstelling voor de „naar deze gemeente overgegane eigendommen en van cle „geraamde bedragen van den Kapitaaldienst der begrooting „voor 1930. „De reeds gedane kapitaalsuitgaven, welke nog niet door „leening waren gedekt, zijn voor een deel bestreden uit de „gewone inkomsten der gemeente en voor een ander deel „uit eene gesloten tijdelijke geldleening groot f 700.000, „welke op 16 April 1930 moet worden afgelost. „Mede met het oog hierop hebben wij uitgezien naar het „sluiten van een definitieve geldleening. Een berekening „van het te leenen bedrag, waarin mede opgenomen de „wijze van aflossing, gaat hierbij. Bij den opzet daarvan is „rekening gehouden met de Begrootingsvoorschriften 1924, „zoodat voor ieder hoofdstuk der begrooting het te leenen „bedrag is becijferd. De te leenen bedragen zijn zooveel „mogelijk naar beneden afgerond. Het meerdere zal uit den gewonen dienst worden gedekt. „Dit geldt eveneens voor die uitgaven waaromtrent daartoe „reeds vroeger door U werd besloten (zie hoofdstuk 111, „IV en VI) en voor de van de gemeente Teteringen over genomen eigendommen, voor zoover de schadeloosstelling „is geboekt op Hoofdstuk VI. „De bijgevoegde recapitulatie wijst aan, dat in totaal

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 213