18 MAART 1930.
219
„Ziektewet te voorkomen, wenschen wij een tweede alinea
„toe te voegen van dezen inhoud:
„Op hen zijn de overige artikelen van deze paragraaf
„niet van toepassing".
„Voor deze categorieën arbeiders is alles, wat deze artikelen
„inhouden, reeds in de Ziektewet geregeld.
„Het is hier tevens de plaats, de vraag onder het oog te
„zien, of de gemeente voor deze arbeiders gebruik zal maken
„van de bevoegdheid, haar in de Ziektewet gegeven, de helft
„of minder der te betalen premie op deze arbeiders te ver-
dralen.
„Wij zijn van oordeel, dat overeenkomstig het thans ge
volgde stelsel dit verhaal voorloopig achterwege kan biijven,
„weshalve wij niet tot opneming eener dergelijke bepaling
„in artikel 30 kunnen adviseeren.
„Art. 30b en volgende alinea's worden art. 31.
„Aan het begin daarvan worde gelezen in plaats van: „aan
„vaste en voorloopig aangestelde werklieden, gedurende ten
„hoogste": „aan hen, die niet onder het le lid van art. 30
„zijn begrepen wordt ziekengeld uitgekeerd, ter hoogte van
„het volle loon, gedurende ten hoogste".
„De 4e en laatste alinea van' het huidige art. 30 kan van
zelfsprekend vervallen.
„In plaats daarvan zouden wij een alinea willen doen op-
Vemen, die bepaalt:
„Voor de toepassing van dit artikel wordt onder on
afgebroken dienstbetrekking begrepen de tijd door1 den
„werkman onmiddellijk daaraan voorafgaande in onaf
gebroken dienst bij de gemeente doorgebracht, toen
„hij ingevolge art. 30 tegen ziekte verzekerd was."
„Op deze wijze wordt een goede overgang verzekerd van
„de eene ziekteregeling naar de andere. Zonder deze bepaling
„immers zou de werkman, die in dienst der gemeente van
„de eene categorie naar de andere overgaat, b.v. een losse,
„die vast wordt aangesteld, zeker in den beginne achter
uitgaan in waarborgen tegen ziekte.