24 APRIL 1930. „en het aanhouden van een paar stukken, die niet spoed- „eischend waren." Spr. kan hieraan nog toevoegen: le dat zijn optreden in de raadsvergadering van 18 Maart j.l. geenszins er op gericht was het afdoen der bewuste punten op te houden en 2e dat, als hij er bijtijds aan had gedacht of daarop attent was ge maakt, hij gaarne bereid zou zijn geweest, de goedkeuring van de geloofsbrieven van den heer Van Werkhooven te verschuiven tot na de behandeling der beide punten in kwestie. De heer GRUIJS had verwacht, dat de Voorzitter het zijnerzijds veronderstelde opzet pertinent zou hebben ont kend en zijn verontschuldiging voor het voorgevallene zou hebben aangeboden. Dat hij een en ander niet heeft gedaan, betreurt Spr. De VOORZITTER herhaalt, dat hij er tot zijn spijt niet aan gedacht heeft, de goedkeuring van de geloofsbrieven te verschuiven, maar de Raad dacht er evenmin aan. Voor verontschuldiging vragen is geen aanleiding. Hiermede is de bespreking van deze aangelegen heid geëindigd. Vervolgens zegt de VOORZITTER, dat de notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 29 Januari en 5 Fe bruari j.l., overeenkomstig het bepaalde in art. 8 van het reglement van orde voor den Gemeenteraad, ter inzage voor de leden hebben gelegen en hun bovendien in afdruk zijn toegezonden en vraagt, of iemand der leden alsnog voor lezing daarvan verlangt of eenige bemerkingen daartegen in het midden heeft te brengen, allereerst voor wat betreft de notulen van 29 Januari j.l.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 237