24 APRIL 1930.
b. dat op de overblijvende open ruimte niets worde ge
bouwd of opgericht;
d. dat, ter voldoening aan artikel 5 der Woningwet, de
vereischte teekeningen, ingericht volgens artikel 105
der Bouwverordening, aan Burgemeester en Wethouders
ter goedkeuring worden aangeboden
248
De heer VAN VEEN zegt, dat, als de Wethouder hem
den vorigen keer had medegedeeld, dat er reeds vroeger
voor de aanwezige houten loods ontheffing was verleend en
deze aanvraag dus feitelijk overbodig is, hij dan zijn denk
beeld zeker niet geopperd zou hebben en geen vertraging)
zou hebben veroorzaakt in de afdoening dier aanvraag, omdat
het geenszins in zijn bedoeling ligt, aan een verkregen ver
gunning te tornen.
Zonder verdere opmerkingen wordt daarop be-
besloten, adressante de gevraagde ontheffing te
verleenen, onder de navolgende voorwaarden
a. dat geen verandering worde gebracht in de grenzen
van het perceel;
c. dat de te bouwen loods niet van bestemming verandere
en nimmer geheel of gedeeltelijk als woning worde
ingericht of gebruikt;
e. dat, wanneer binnen 3 maanden na de dagteekening
van dit besluit van de verleende ontheffing geen ge
bruik is gemaakt, deze geacht wordt niet te zijn
verleend
en onder bepaling, dat bij niet-voldoen aan één dezer
voorwaarden, de verleende ontheffing vervalt.
24. Gunstig prae-advies van Burgemeester en Wethou
ders, op het adres van de N. V. Witte veen, verzoekende
ontheffing van art. 15 der Bouwverordening, voor het be-