b. dat op de op de verdiepingen overblijvende open ruimte
niets worde gebouwd of opgericht;
d. dat, ter voldoening aan artikel 5 der Woningwet, de
vereischte teekeningen, ingericht volgens artikel 105 der
Bouwverordening, aan Burgemeester en Wethouders
ter goedkeuring worden aangeboden;
250
24 APRIL 1930.
De heer VAN VEEN zegt, geen bezwaar te hebben tegen
de wijze van bebouwing, zooals adressant die wenscht. Daar
het hier een pand betreft, waarvan het uitwendig aanzien,
in hooge mate het aanzicht van de Groote Markt zal be-
heerschen, acht hij te dien opzichte waakzaamheid bij Bur
gemeester en Wethouders dringend geboden. Te meer, om
dat het belang van adressant meebrengt, zijn pand zooveel
mogelijk in het oog te doen springen; iets, wat veelal gaaf
ten koste van de goede harmonie met de omgeving.
De VOORZITTER antwoordt, dat zulks al onder de oogen
is gezien.
Zonder verdere opmerkingen wordt daarop be
sloten, adressant de gevraagde ontheffing te ver-
leenen, onder de navolgende voorwaarden:
a. dat geen verandering worde gebracht in de grenzen
van het perceel;
c. dat in verband met een goede verlichting van de
keuken, de muren van de binnenplaats wit worden
gemaakt;
e. dat, wanneer binnen één jaar na de dagteekening
van dit besluit, van de verleende ontheffing geen ge
bruik is gemaakt, deze geacht wordt niet te zijn ver
leend
en onder bepaling, dat bij niet-voldoen aan één dezer
voorwaarden, de verleende afwijking vervalt.