24 APRIL 1930. 259 „De voorwaarde, die het betalen van een bedrag inhield, „zal in de toekomst niet meer behoeven te worden gesteld, „wanneer de Raad de heden aangeboden ontwerp-heffings- .verordening vaststelt. „Het stellen der overige voorwaarden is een zaak van „bestuursbeleid, waarbij de meest practische weg behoort „te worden gevolgd. „Op grond van het bovenstaande geven wij U in over- weging, de motie van den heer R i p p e n niet aan te „nemen." De VOORZITTER zegt, dat Burgemeester en Wethou ders, hoewel de heer Rip pen inmiddels uit de gemeente is vertrokken, de motie toch in behandeling wenschen te zien genomen uit reverentie voor den vertrokkene en vraagt, of misschien een van de andere leden der vergadering ver dediging dei motie op zich wil nemen. De heer GRUIJS verklaart zich daartoe bereid en houdt de eigende rede: Mijnheer de Voorzitter. Nu de Raad eindelijk de gelegenheid krijgt om zich (uit te spreken over de vraag, door ons reeds eenige jaren ge leden gesteld, of de Raad al of niet de voorwaarden behoort vast te stellen, waaronder het aan taxi-chauffeurs is vergund staanplaatsen in onze gemeente in te nemen, stel ik er prijs op, namens mijn fractie, een antwoord op die vraag te geven. Wij weten reeds, dat de Voorzitter deze vraag ontkennend beantwoordt. De eerste maal, dat mijn partijgenoot Rip pen er op wees, dat de Gemeentewet eischt, dat dergelijke voor waarden door den Raad worden vastgesteld, had geen ander gevolg dan dat de Voorzitter hierop ten antwoord gaf, „dat dan alle raadsleden wel achter de tafel konden gaan zitten". Deze uitroep mag een juiste weergave zijn van de opvat tingen van den Voorzitter in zake de handhaving van de rechten van den Raad, ee i argument of een bewijs is een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1930 | | pagina 259