268
24 APRIL 1930.
immers art. 44 der Politie-verordening is dan nog niet ge
wijzigd, dus blijft aan Burgemeester en Wethouders de vast
stelling der vergunningsvoorwaarden.
In de nota van Burgemeester en Wethouders is er zeer
afdoende op gewezen, dat de huidige voorwaarden niet
eenvoudigweg door Burgemeester en Wethouders zijn op
gelegd, maar dat zij een natuurlijk gevolg zijn van onder
handelingen, waarbij het algemeen belang (i.e. veiligheid
van verkeer e.d.) zooveel mogelijk met het particulier belang
van den ondernemer in overeenstemming is gebracht. Spr.
gelooft dan ook niet, dat de Raad behoorlijker voorwaarden
vastgesteld zou kunnen krijgen. Over het functioneeren van
den taxi-dienst valt niet te klagen; het publiek wordt netjes
goedkoop en vlot bediend. Spr. moet hetgeen de motie-
Rippen beoogt ernstig ontraden; vaststelling der voor
waarden door den Raad zou onlogisch zijn en in de practijk
stroef werken.
De VOORZITTER zegt, dat hij na de duidelijke uiteen
zetting var; den heer Van Buitenen niet het woord zou
hebben gevoerd over deze zaak, ware het niet, dat de heer
Gruijs hem eenige malen persoonlijk in het debat betrok
ken heeft. Er is geen reden voor den heer O r u ij s om te
spreken van „met een kluitjin het riet sturen" en „zich
;met een Jantje van Leiden cr van afmaken"; de keeren, dat
de zaak hier is besproken, is dit met den noodigen ernst
gebeurd. Afgezien van het bepaalde in art. 179/z der Ge
meentewet, ïs art. 44 der Politie-verordening voldoende om
de heeren G r u ij s en R i p p e n weerloos te maken. Bo
vendien is er uit een practisch oogpunt bezien alle reden
voor, om dc voorwaarden voor het innemen van standplaat
sen behalve de financieele door Burgemeester en Wet
houders te laten bepalen. Door ze den Raad te laten vast
stellen, brengt men daarin moeilijkheden, welke zich nu niet
voordoen De bemoeienis van den Raad in deze moet
daarom in het algemeen belang tot de financieele zijde van